historisch materialisme
in 1859 schreef Marx in het voorwoord van zijn zur Kritik der politischen Ökonomie (bijdrage aan de kritiek van de politieke economie) dat de hypothese die hem als basis voor zijn analyse van de samenleving had gediend, kort als volgt kon worden geformuleerd:
In de sociale productie die de mensen voeren, gaan ze naar in bepaalde, van hun wil onmisbare en onafhankelijke verhoudingen, productieverhoudingen die overeenkomen met een bepaald ontwikkelingsstadium van hun materiële productiekrachten., De som van deze productieverhoudingen vormt de economische structuur van de maatschappij, de werkelijke basis waarop een juridische en politieke bovenbouw ontstaat en waaraan bepaalde vormen van maatschappelijk bewustzijn beantwoorden. De productiewijze in het materiële leven bepaalt het algemene karakter van de sociale, politieke en intellectuele processen van het leven. Het is niet het bewustzijn van de mensen dat hun bestaan bepaalt; het is integendeel hun sociale bestaan dat hun bewustzijn bepaalt.,
Deze hypothese werd later historisch materialisme genoemd. Marx paste het toe op de kapitalistische maatschappij, zowel in Manifest der kommunistischen Partei (1848; Het Communistisch Manifest) als in Das Kapital (vol. 1, 1867; “kapitaal”) en in andere geschriften. Hoewel Marx jarenlang over zijn werkhypothese nadacht, formuleerde hij die niet op een zeer precieze manier: verschillende uitdrukkingen dienden hem voor identieke werkelijkheden., Als men de tekst letterlijk neemt, is de sociale realiteit als volgt gestructureerd:
1. Aan alles als de werkelijke basis van de samenleving ligt de economische structuur ten grondslag. Deze structuur omvat (A) de ‘materiële productiekrachten’, dat wil zeggen de arbeid en productiemiddelen, en (b) de Algemene ‘productieverhoudingen’ of de sociale en politieke regelingen die de productie en distributie regelen., Hoewel Marx verklaarde dat er een overeenkomst bestaat tussen de ‘materiële krachten’ van de productie en de onmisbare ‘verhoudingen’ van de productie, heeft hij zich nooit duidelijk gemaakt over de aard van de correspondentie, een feit dat de bron zou zijn van verschillende interpretaties onder zijn latere volgelingen.
2. Boven de economische structuur stijgt de bovenbouw op, bestaande uit juridische en politieke “vormen van sociaal bewustzijn” die overeenkomen met de economische structuur., Marx zegt niets over de aard van deze overeenkomst tussen ideologische vormen en economische structuur, behalve dat men zich door de ideologische vormen bewust wordt van het conflict binnen de economische structuur tussen de materiële productiekrachten en de bestaande productieverhoudingen, uitgedrukt in de wettelijke eigendomsverhoudingen. Met andere woorden: “de som van de voor de mensen toegankelijke productiekrachten bepaalt de toestand van de maatschappij” en ligt aan de basis van de maatschappij. “De sociale structuur en de staat kwestie voortdurend uit de levensprocessen van bepaalde individuen ., . . zoals ze in werkelijkheid zijn, is dat handelen en materieel produceren.”De politieke verhoudingen die individuen onderling tot stand brengen zijn afhankelijk van de materiële productie, net als de juridische verhoudingen. Dit fundament van het sociale op het economische is geen bijkomstig punt: het kleurt de hele analyse van Marx. Het wordt gevonden in Das Kapital evenals in die deutsche Ideologie (geschreven 1845-46; de Duitse ideologie) en de Ökonomisch-filosofische manuscripten aus dem Jahre 1844 (economische en filosofische manuscripten van 1844).